Annemiek van Vleuten, de wielrenster die onlangs na een zeer succesvolle carrière met haar sport is gestopt, is uit koninklijke blijk van waardering benoemd tot Commandeur in de Orde van Oranje-Nassau. Je kunt deze onderscheiding krijgen als je bijzondere of belangrijke activiteiten hebt verricht, of activiteiten met een internationale of wereldwijde uitstraling. Commandeur is een hoge rang in de wereld van de lintjes. Hij wordt niet vaak uitgereikt, zeker niet aan sporters. Johan Cruijff is “slechts” Officier, Johan Zwanepol Ridder. Annemiek van Vleuten is pas de derde sporter die de eer van het Commandeurschap te beurt valt. Haar voorgangers waren de meest succesvolle Nederlandse Olympiër ooit, schaatster Irene Wüst, in 2022 en - nu gaan wij glimmen van trots: dr. Max Euwe, wereldkampioen schaken van 1935 tot 1937. Euwe kreeg zijn onderscheiding tijdens de lintjesregen van 1979 toen Beatrix koningin was en Claus prins-gemaal. Piet Zwart, de vermaarde directeur van het Hoogovenschaaktoernooi, werd bij die gelegenheid Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Bij Euwe zal ook hebben meegespeeld dat hij van 1970 tot 1978 president van de Wereldschaakbond was.
Ik vraag me wel eens af waarom zoveel mensen bereid zijn te worden opgenomen in de coterie van de koning en/of koningin. Het zal niet altijd uit royalistische gevoelens zijn. Een aantal van de gedecoreerden heeft zijn of haar lintje waarschijnlijk aangenomen omdat ze niet durfden te weigeren. Niet dat daar straf op staat, maar de sociale druk tot acceptatie is groot. Euwe, die overigens niet van republikeinse gevoelens beticht kon worden, had als vooraanstaand lid van de Koninklijke Nederlandse Schaakbond moeilijk voor de eer kunnen bedanken.
Het helpt natuurlijk als je weet dat je in een warm nest terecht komt. Er wordt wel gefluisterd dat in een aantal gevallen sprake is geweest van koninklijke sympathie en misschien zelfs genegenheid. De zwakte van Willem Alexander voor hockeymeisjes en andere vrouwelijke sporters is algemeen bekend en zou de benoemingen van Irene Wüst en Annemiek van Vleuten althans voor een klein deel kunnen verklaren. In het geval van Euwe zijn seksistische motieven ondenkbaar, maar het is boven alle twijfel verheven dat in 1979 aan het hof warme gevoelens met betrekking tot het koninklijke spel bestonden.
Het verhaal speelt in het begin van de jaren 80. Ik zat in de zaal toen Claus een bezoek bracht aan het Hoogoventoernooi. Door een hoge ome van de organisatie werd hij langs de borden van de amateurs naar het spreekgestoelte geleid toen hij plotseling bleef staan. In het voorbijgaan had hij een interessante stelling gezien en hij moest gewoon even kijken, hoe onprotocollair ook. “Hé, een echte schaker”, dacht ik en velen met mij.