Na een lockdown van twee maanden is maandag de interne competitie weer begonnen. Met negen partijen was de opkomst nog matig. De club houdt zich aan de voorgeschreven protocollen, maar uiteindelijk zijn de spelers zelf verantwoordelijk voor hun gezondheid. Voor de aanwezigen was het weer even wennen. Op meerdere borden zagen we na zo’n 10 à 15 zetten spelers zomaar met een stuk minder spelen. Het was dan ook geen wonder dat er weinig remises konden worden genoteerd. Alleen de partij tussen Jan van Spijker en Arend van der Burgh eindigde onbeslist. Dat mocht een klein wonder worden genoemd, want ook Arend had al vroeg in de partij een loper verloren. Het was duidelijk dat de noodgedwongen rustperiode Jans vaardigheid in het verzilveren van groot materieel voordeel had aangetast. De schade bleef beperkt, want Jan behield zijn derde plaats op de ranglijst. Ook de nummers één en twee bleven dezelfden. Johan Zwanepol werd geconfronteerd met een speler die de lockdown goed was doorgekomen. Ale Bakker verkeerde in blakende vorm. Na een zware strijd met wederzijdse kansen en fouten ondernam de enigszins vermoeid geraakt Johan een voorbarige actie die Ale hardhandig afstrafte. Of toch niet? Op weg naar huis realiseerde Johan zich dat hij in remisestelling had opgegeven. Koploper Tom Visser kon door het puntverlies van zijn naaste concurrenten zijn koppositie versterken. Hij won een degelijke partij van Henk van Bemmel. Ruurd Kunnen klom naar de vierde plaats door een vlotte overwinning op Arnold Meijster en Dick Dalmolen won in moordende stijl van Cees Hageman.