Geschreven door: Ruurd Kunnen en Frans van Doorn

Schone schijn

“De illusie is zo vaak troostender dan de werkelijkheid”. Deze uitspraak van Jan Timman las ik in de “spreukentuin” van het kerkhof in Bergen. Een uitspraak opgenomen in het boek “Van Schoonheid en Troost” geschreven door Wim Kayzer naar aanleiding van een reeks gesprekken die  hij in 2000 voerde voor de VPRO televisie met grootheden op diverse terreinen zoals de paleontoloog Stephen Jay Gould, de dichter en psychiater Rutger Kopland, de kunstschilder Karel Appel, de dirigent Vladimir Ashkenazy, de schrijver Marten Toonder en ook met Jan Timman. De gesprekken gingen over onderwerpen zoals:  “Wat maakt het leven de moeite waard?”, “waar vinden we schoonheid?”, “waardoor worden we getroost?”

In ons geval dringt deze laatste vraag zich iedere maandagavond weer op, zo ook tijdens de 12e ronde. Na een soms trage wekelijkse start met wat tegenslagen raken we al snel in lichte extase na een vermeende prachtige combinatie met mat als apotheose. In euforische staat komen we thuis en willen we de vreugde versterken door onze prestatie te laten bevestigen door Fritz, Rybka, Stockfish 10 of hoe al deze digitale betweters ook mogen heten. De eerste 10 zetten bevestigen ons gelijk. Nou ja e3 i.p.v. e4 op de 7e zet was misschien wat beter maar zeker niet fout. Naar gelang we verder in het middenspel vorderen worden de uitslagen van onze “Analyse engine” steeds groter. Zo maar van plus naar min drie en op het moment dat mijn prachtige combinatie zich aandient blijkt mijn tegenstander daaraan zijn volledige medewerking te hebben verleend. Er zat al een lek in mijn berekeningen na de tweede zet. “Bah, wat ben ik toch een analoge prutser”, en ik vervloek de gevoelloze digitale engerds. 

Ik hoop van harte dat Arnold Meijster na zijn goede eindspel tegen Dick Dalmolen deze prestatie niet heeft gedeeld met zo'n gevoelloos digitaal rekenwonder. Mogelijk had hij dan kunnen winnen hetgeen zeker afbreuk zou doen aan zijn euforische stemming na een verdiende remise. Of neem nu Jan Duisterwinkel die op zeer nuchtere wijze Jeppe aan het wankelen bracht. Mocht laatst genoemde niet opgetogen met remise huiswaarts gaan na zoveel clementie? En hoe moest Frits Bosman van zijn overwinning tegen Cees Hageman hebben genoten. Maar zou diezelfde Cees  onder het toeziend oog van Fritz 8 niet tot wanhoop zijn gedreven na zoveel gemiste kansen? 

Nu ja, gelukkig zijn er onder ons ook schakers die minder analytische bevestiging nodig hebben zoals Arnout Wegerif, die een evenwichtige partij op het bord bracht tegen Mark Hoogendijk en een verdienstelijke remise noteerde. Of laten we even stil staan bij Ale Bakker die geruisloos de opmars in het klassement van Jan Willem van der Kouwe tot staan bracht. Niks geen analyse achteraf. Genieten van het moment aan de bar. In de partij van Frans van Doorn tegen Henk Kouwenberg was analyse volstrekt overbodig. Mat in één missen en vervolgens Henk er op attent maken dat de stand geen remise is maar hij mat in twee zetten kan geven maakt toch iedere digitale betweter overbodig! 

De schone schijn van de illusie scheen ook voor Arend van der Burgh die met de zwarte stukken Kees Duisterwinkel bestreed. Het kon zoals in iedere partij van Arend ook nu weer alle kanten op maar zoals zo vaak de laatste weken; zijn kant. En voor Teije Smedinga schijnt weer het licht van het inzicht. Bob moest erkennen dat de beheerste aanpak van het spel hem te machtig was en reikte hem na twee uur spelen de hand.   

Nadat Dirkjan Korenhof de vorige keer in een partij met normale denktijd door zijn vlag was gegaan besloot hij dit keer met een uur bedenktijd tegen Derk Holman beter op de klok te letten. Dit kwam helaas zijn spel niet ten goede en ruim binnen de toegemeten tijd kon hij opgeven. 

En zoals altijd was aan Jannie Russchen niet te zien of ze nu gewonnen of verloren had. Ditmaal was Leen van der Heide haar tegenstander. Beide waren na de partij even vrolijk als er voor. Is het dan toch waar dat de illusie vaak troostender is dan de vermeende werkelijkheid? Is die werkelijkheid niet vaak de schone schijn? Ik leg deze vraag voor aan mijn digitale betweters. Dit maal geen antwoord. Wat is het analoge leven toch boeiend. 

In de achterkamertjes van het Scheepstraschooltje joeg ook het eerste een illusie na: winnen van Sissa 2. Het ratingverschil was niet erg groot, en zij bleken ook nog twee invallers te hebben. De werkelijk was prozaïscher - we konden niet tegen hen op en gingen met 2½-5½ het schip in. Johan Zwanepol was het eerste klaar en zorgde direct voor het enige volle punt dat wij zouden scoren. Pal daarop verloor Henk van Bemmel en was de stand weer gelijk. Henk keek zeer ontevreden, blijkbaar was er iets mis gegaan. Tom Visser en Ruurd Kunnen zorgden met remises voor 2-2. Tom had misschien ergens een kans op meer laten liggen. Ruurd was de opening niet goed doorgekomen maar was sterk teruggekomen en had zelfs een eindspel met twee pluspionnen bereikt. Beiden hadden een spannende partij gespeeld wat troost bood voor een wellicht suboptimaal resultaat. Die troost had Lieuwe aan het eind van de avond nog niet gevonden. Hij had verloren terwijl remise binnen handbereik was. Ook voor Ward Romeijnders was het geen geweldige avond. Halverwege de partij was er gedoe over een onreglementaire zet waardoor arbiter Arend van der Burgh te hulp moest worden geroepen. Daarna werd Ward langzaam weggespeeld. Het pionneneindspel leek nog spannend, maar stond toch verloren. De twee onderste borden waren het laatst klaar. Theo Wolthekker moest de koning omleggen. Daar had het niet naar uitgezien, maar Theo bleef opgewekt, want hij houdt van schaken en vindt het resultaat van de partij ondergeschikt aan het plezier dat het spel hem biedt. De partij van Peter Slaman tenslotte werd remise. Even had het erop geleken dat hij zou verliezen, maar Peter mag zich troosten met de wetenschap dat hij goed heeft verdedigd.

We staan nu één na laatste. Alleen ESG staat nog onder ons, maar dat heeft een wedstrijd minder gespeeld. Geen paniek. Onze kansen komen nog.